In korte tijd heb ik vier keer afscheid moeten nemen van iemand. Elke keer was dat een goed afscheid, een afscheid vol liefde. De vorm waarop was sterk verschillend: een klassieke katholieke mis, een traditionele gereformeerde dienst, een creatieve theaterceremonie en een seculiere crematie in kleine kring. Maar elk had iets eigens, iets dat het warm in mijn herinnering maakt en van de andere aanwezigen. Bij de katholieke eucharistieviering voelde deze protestantse jongen de kracht van het ritueel, bij de protestantse kerk blijft mij opvallend genoeg het kerkzaaltje na afloop het meeste bij. Daar konden we eindeloos over beschikken en in de uitloop ervan werd in de kleine familiekring een verhaal over de overledene gehouden dat echt de mens liet zien. Van de theatervoorstelling valt zoveel te herinneren, maar wat was het bijzonder om een van de sprekers naar de kist te zien lopen, waarna hij ons voorging in een staande ovatie voor de overledene, de theatermaker. Bij de crematie viel mij de intieme setting op, met z’n allen in de kring gezeten rond de kist van de overledene. Het nodigde uit ware woorden te zeggen.
Woorden
En om die woorden gaat het. Die blijven het meeste bij. Geen Facebook kan daar tegenop. Verhalen waarin net-wel of net-niet brekend wordt verteld over de gedeelde tijd met de overledene, het korte saluut, de waardering voor de komst, de moeite van het afscheid. Soms kan ook de muziek opeens raken, of het stomme bidprentje. Het kan een glimlach geven als een kind om de kist kruipt en indrukwekkend zijn als een kist door een haag van mensen wordt gedragen of als een kind even de kist aanraakt, maar uiteindelijk zijn het toch de woorden die voor mij het meest bijblijven. Ik kan me groots vergissen, maar je komt toch vooral voor de overledene en die wil je in de geest nog één keer ontmoeten. De uitzondering is voor mij de gang naar een begrafenis om een naast familielid van de overledene te ondersteunen waarbij je die zelf niet of nauwelijks kent, maar ook dan komt de beleving er voor mij vooral als je ergens in dat afscheid ook de overledene ontmoet.
Teveel op maat
Begrafenissen, crematies, of hoe ze ook heten: ze zijn vermoeiend. Het reizen, het zitten, de emoties, het staan; van alles teveel. Onvermijdelijk dwalen de gedachten dan weleens af. Ik had dat sterk op weg naar huis van de laatste crematie, onder de indruk van de verschillen in de ceremonies. Opgegroeid in een traditie van kerkdiensten verbaasde ik mij over de verschillen, maar ook over het feit dat ze een ding met elkaar gemeen hadden: het gebrek aan een echte rol voor een voorganger of bewaker van het ritueel. Geen misverstand: niets ging mis. Integendeel. Er werd geen fout gemaakt. Wel moest ik glimlachen om de aardige mevrouw van de begrafenisonderneming die op knappe manier liet gebeuren dat zijn oud-collega theatermakers hun mooiste voorstelling voor hun oude makker maakten.
Het was eigenlijk wel symbolisch: priesters, dominees, ceremoniemeesters, begrafenisondernemers en hostessen die zich allemaal helemaal richten op een zo mooi mogelijk afscheid van de overledene. Helemaal gericht op de wensen van de familie; op maat. Alle lof – maar ergens is ook een keerzijde.
Voorgangers, preken en gebruiken
Als alles op maat is, is niets gelijk. Als de familie alles aangeeft, kan de leiding alleen maar volgen. Als de overtuiging van de overledene de ceremonie bepaalt, kunnen kerken en andere instituten zich daar alleen maar omheen buigen. ‘Hoera!’, hoor ik velen denken – en dat begrijp ik prima. Tegelijk denk ik aan de tallozen die geen grote overtuiging hebben of de overledene eigenlijk niet goed kenden of door hun rouw niets kunnen uiten. Sommigen, ongeacht achtergrond, stijgen bij een overlijden boven zichzelf uit, anderen storten juist in. Alles gebeurt – dus er is ook veel leegte. Hoe maak je daar een ceremonie op maat van?
Zelf denk ik dat we in het verleden meer dan we zelf beseften omhoog zijn gehouden door voorgangers, preken en gebruiken. Ze legden letterlijk en figuurlijk een fundament onder het verdriet. Ze gaven kader aan al die donkere gedachten, de boosheid en onmacht die ook bij een afscheid horen, ook al willen we dat op zo’n moment niet weten of erkennen. Op hun best kunnen ze ons er aan herinneren dat het leven doorgaat en de moeite waard is, ook al wordt het niet de hemel of de zaligheid waarover gepreekt wordt. Er is perspectief. Op het moment van afscheid hebben we recht op alles wat ons overeind kan houden, ook de oude vormen. En dan denk ik verder dan koffie en cake.
Over de lat
Alleen die oude vormen zijn er niet meer, of niet meer zo vanzelfsprekend. Moeten de ceremoniemeesters mooie woorden gaan spreken, poëzie gaan citeren, zoals ik nu wel zie gebeuren? Het blijft iets houden dat dichtbij ongemak komt. Praten is iets anders dan spreken en weer iets anders dan preken. Wat de familie zegt kan nog zo echt onbeholpen zijn, het is per definitie echt. Dat is een hele hoge lat om door een ‘professional’ te kunnen raken, laat staan er overheen gaan.
Al denkend, dus niet zeker wetend, gaan mijn gedachten richting iemand die samen met de begeleider ook een ceremonie kan richten met de juiste woorden. Steeds, steeds vaker moet ik daarbij denken aan iemand die ik in een boek heb ontmoet.
Spreker voor de doden
Orson Scott Card schrijft in 1983 het boek ‘Enders’ Game’. Het is onlangs verfilmd. Veel minder bekend is zijn daaropvolgende boek uit 1986: ‘Speaker for the Dead’ – ‘Spreker voor de Doden’. Daarin wordt beschreven hoe Andrew Wiggin, onbewust en ongewild schuldig aan de vernietiging van een planeet – een game blijkt geen game te zijn, maar echt – daarna van wereld naar wereld gaat zwerven. Hij heeft een gave, een bijzonder talent: hij ziet het ontzielde lichaam van iemand en heeft dan het vermogen uit te spreken wat het verhaal van die persoon is geweest. Feitelijk, zonder interpretaties of kwalificaties. Met de dingen die mensen goed vinden en die mensen slecht vinden. Met niet alleen de laatste dagen, het vechten om lucht, maar ook de eerste dagen, het spel als kind met een takje en een veer. Verteld zoals het was en geloofd door iedereen die het hem hoorde vertellen, ook al was men er niet bij toen het gebeurde: de Spreker voor de Doden.
Ook ongemakkelijk zaken worden door hem verteld. In zijn vertellen provoceert hij, spiegelt hij, vertelt hij ongemakkelijke waarheden, haalt vuil geworden sluiers weg, ook en juist voor de ogen van de nabestaanden. Liefde wordt hard, wordt haat. Hij laat zien hoe de misverstanden van het hart tot verdeeldheid leiden en hoe iedereen die luistert daar een eigen rol in speelt. En al sprekend maakt hij niet alleen het beeld van de overledene heel en compleet, maar heelt ook degenen die deel van dat verhaal zijn geweest, de nabestaanden. Nou ja; de schrijver, Orson Scott Card, gebruikt de Spreker voor de Doden dus heel effectief om een dramatisch verhaal te brengen.
Anker voor de nabestaanden
Dat is dus niet de Spreker voor de Doden waar ik aan denk. Hij verricht geen wonderen, is geen detective die laat zien hoe slim hij is. Hij – natuurlijk: zij – kan wel degene zijn die aan het begin van een ceremonie het beeld van een leven op hoofdlijnen schetst en daarmee de verhalen van de andere sprekers verankert en extra betekenis geeft. Geen zorg dat je eigen verhaal geen recht doet of niet compleet is: de Spreker brengt zijn indruk van het geheel.
Hij is een Spreker voor de Doden – meervoud. Het is een kunst en kunde om een goede Spreker te zijn en dat vraagt ervaring. Met die ervaring kan dan ook het rustige of bewogen gezag komen dat zo iemand in toon, gestalte en inhoud uitstraalt. Een enkel symbool kan wellicht die rol bevestigen. Dat kan ook het symbool van toga of priestersboord zijn: dominees en priesters zouden wel eens hele goede Sprekers voor de Doden kunnen zijn. Maar dat is het wat mij betreft. Het is ook weer aan de nabestaanden om een voorkeur voor een Spreker uit te spreken, maar het feit dat zo iemand er is, kan dus al een anker geven als alles verder draait om de overledene en diens nabestaanden.
Zou ik een Spreker voor de Doden op mijn eigen begrafenis willen hebben? Ah, daar heb je me. Wat zou die spreker over mij zeggen? Een beetje eng is het wel. Maar de Spreker spreekt ook geen oordeel uit en laat mij alleen maar zien in het geheel van mijn leven. En de andere kant is: waarom zou ik daar om moeten geven? Ik ben er niet meer. Maar woorden kunnen troosten en de juist gekozen woorden kunnen dat het best. Misschien moet ik die keuze maar niet naar mijzelf toetrekken. Laat gewoonte dat maar voor mij doen.
Peter Noordhoek